J.C. Baud was de langst dienende minister onder koning Willem II (1840-1849). Hij stond aan het hoofd van het Departement van Koloniën, dat van cruciale betekenis was voor het herstel van de overheidsfinanciën. Het was de tijd waarin de Nederlandse staat nagenoeg bankroet was en slechts op de been werd gehouden door de koloniale baten die op Java met het Cultuurstelsel werden verkregen. Kort na de troonsbestijging van Willem II begon Baud aantekening te houden van de wekelijkse gesprekken die hij met de koning voerde over het koloniale beleid en ook over de binnenlandse politiek, in het bijzonder de herziening van de grondwet. Baud heeft deze aantekeningen tot het einde van zijn ministerschap volgehouden. Zo ontstond een uniek document dat nagenoeg het hele koningschap van Willem II beslaat, namelijk de periode van januari 1841 tot maart 1848. De vijf kleine boekjes waarin Baud zijn aantekeningen maakte, zijn altijd in familiebezit gebleven en hebben daar decennia lang een onzichtbaar bestaan geleid. Door het vaak onleesbare handschrift was het niet eenvoudig om de aantekeningen op juiste waarde te schatten. Systematische studie met aanvullende toelichting heeft van een reeks fragmentarische notities een spannend politiek verhaal gemaakt. Dit boek werpt niet alleen een nieuw licht op het omstreden koningschap van Willem II, maar gunt de lezer ook een blik in het politieke besluitvormingproces gedurende een periode waarin nog geen sprake was van volledige ministeriële verantwoordelijkheid. De aantekeningen illustreren de vooraanstaande rol die Baud als staatsman heeft gespeeld.

An epic account of the House of Orange-Nassau over one hundred and fifty years of European history. Three rulers from the House of Orange-Nassau reigned over the Netherlands from 1813 to 1890: King William I from 1813 to 1840, King William II from 1840 to 1849, and King William III from 1849 to 1890. Theirs is an epic tale of joy and tragedy, progress and catastrophe, disappointment and glory—all set against the backdrop of a Europe plagued by war and revolution. The House of Orange in Revolution and War relates one and a half centuries of House of Orange history in a gripping narrative, leading the reader from the last stadholders of the Dutch Republic to the modern monarchy of the early twentieth century, from the French Revolution and the Napoleonic wars to World War I and the European Revolutions that came after it.

Bij het herstel van het Nederlandse gezag over de kolonie Curaçao in 1816, kwam een nieuw garnizoen van meer dan 350 militairen uit Europa op Curaçao aan. Een van de officieren was de twintigjarige kapitein R.F. van Raders. Bijna dertig jaar lang bleef hij werkzaam op het eiland: eerst als garnizoensofficier, daarna als adjudant van de gouverneur en vervolgens als garnizoenscommandant. De laatste negen jaren van zijn verblijf op Curaçao (1836-1845) bekleedde Van Raders de hoogste bestuurlijke functie, die van gezaghebber. Economisch gezien vormde de periode 1816-1845 een moeilijke tijd voor de kolonie. Op Curaçao kon de oude overslaghandel zijn vroegere bloei niet herwinnen. Van raders legde bij zijn aantreden als gezaghebber aan de minister van Koloniën een welvaartsplan voor. Curaçao zou voortaan met eigen agrarische exportproducten de scheepvaart gaan bevorderen. Met groot enthousiasme probeerde Van Raders de teelt van nieuwe producten ingang te doen vinden. Hoewel tegenslagen en tegenwerking de uitvoering van zijn plannen van meet a aan vergezelden, bleef de gezaghebber overtuigd van de juistheid van zijn inzichten. Tot dusver onderbelichte onderwerpen in de West-Indische geschiedschrijving komen in Een leven in de West; Van Raders en zijn werkzaamheden op Curaçao aan bod. Voor het eerst wordt het leven en de maatschappelijke positie van garnizoensmilitairen op Curaçao beschreven. Wim Renkema heeft diepgaand onderzoek verricht in overheidsarchieven, wat geleid heeft tot nieuwe vondsten, bijvoorbeeld over de wijze waarop Van Raders het streven naar gelijkberechtiging van de rooms-katholieke bevolkingsgroep steunde. Eerst waren er niet meer dan algemeenheden over Van Raders bekend, maar nu is zijn carrière voor het eerst uitgebreid onderzocht. Voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Caraïben en in het bijzonder Curaçao is Een leven in de West een aanrader.

In the nineteenth century, the Netherlands and its colonial holdings in Java were the sites of dramatically increased industrialization. Led by a group of “merchant kings” who exemplified gentlemanly capitalism, this ambitious trading project transformed the small, economically moribund Netherlands into a global power. Merchant Kings offers a fascinating interdisciplinary exploration of this episode and reveals not only the distinctive nature of the Dutch state, but the surprising extent to which its nascent corporate innovations were rooted in early welfare initiatives. By placing colony and metropole into a single analytical frame, this book offers a bracing new approach to understanding the development of modern corporations.

"Sugar, Steam and Steel is about cane sugar and the transformation of an Indonesian island into the 'Oriental Cuba' during the middle decades of the nineteenth century. Between the 1830s and the 1880s, sweetener manufacture in Dutch-controlled Java - the crown jewel of the erstwhile Netherlands Indies - drew decisively away in matters of technology and sugar science from other Asian centres of production which had once equaled or, more often, surpassed it in terms of both output and know-how. Along with its larger and altogether more famous Caribbean counterpart, Java's industry came to occupy a position at the apex of the trade in what had become by this date a key global commodity. Along with the beet sugar producers of (post-1870) Imperial Germany, Cuba and Java accounted for a little over one-third of the world's recorded output of the industrially manufactured kind of sugar usually referred to as 'centrifugal'. While Cuba held the position of the world's largest supplier of cane sugar to international commodity markets, 'Dutch' Java emerged from almost nowhere to take second place. The island had begun the nineteenth century as one of a number of centres - in fact, a rather minor one - of pre-industrial sugar production located in tropical and sub-tropical Asia from the Indian sub-continent through to the southernmost islands of Japan. It ended the century not only as by far the largest of Asia's producer-exporters of sugar but also - critically - as the sole example of the sustained and successful large-scale industrialisation of sugar manufacture anywhere in 'the East'. Sugar, Steam and Steel sets out to explain how and why this happened - and what its implications were for the long-term trajectory of the Java sugar industry in the international sugar economy."--Cover description.

This collection of essays brings together two major new developments in cultural memory studies: firstly, the shift away from static models of cultural memory, where the emphasis lies on cultural products, in the direction of more dynamic models where the emphasis lies instead on the cultural and social processes involved in the ongoing production of shared views of the past; and secondly, the growing interest in the role of the media, and their role beyond that of mere storage, within these dynamics. The specific concern of this collection is linking the use of media to the larger socio-cultural processes involved in collective memory-making. The focus rests in particular on two aspects of media use: the basic dynamics of “mediation” and “remediation”. The key questions are: What role do media play in the production and circulation of cultural memories? How do mediation, remediation and intermediality shape objects and acts of cultural remembrance? How can new, emergent media redefine or transform what is collectively remembered? The essays of this collection focus on social, historical, religious, and artistic media-memories. The authors analyze the memory-making impact of news media, the mediation and remediation of lieux de mémoire, the medial representation of colonial and postcolonial, of Holocaust and Second World War memories, and finally the problematization of these very processes in artistic media forms, such as novels and movies.